Amstelveen - Marcel Levi (60) is voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, hoogleraar Geneeskunde en internist in het Amsterdam UMC. Levi is geboren in Amsterdam en opgegroeid in Amstelveen en staat op woensdag 12 maart in de Schouwburg met een theatercollege, waarin hij zijn visie deelt op de gezondheidszorg in Nederland. ‘Het is een misverstand om te veronderstellen dat als we inzetten op preventie, de druk op de zorg gaat afnemen.’
Preventie
‘Het is leuk dat politici zeggen dat ze veel aan preventie gaan doen zodat ze een dag later op de zorg kunnen bezuinigen. Forget it. Als we morgen allemaal als een gezonde monnik gaan leven, niet meer roken, gaan afvallen en veel gaan bewegen, dan blijft ziekte nog steeds een groot probleem’, begint Levi ‘Heel veel van onze ziektes zijn helemaal niet te voorkomen. Mensen worden ouder en zullen op een of ander moment in hun leven toch pech hebben om een ziekte op te lopen.’
Volgens hem is er vooral sprake van een verschuiving. 'Als je heel actief aan de slag gaat om mensen te laten stoppen met roken, dan zal er inderdaad minder longkanker zijn. Maar misschien krijgen mensen dan een andere vorm van kanker als ze maar oud genoeg worden, of een hartinfarct. De meest voorkomende kanker bij vrouwen (borstkanker) en bij mannen (prostaatkanker) zijn helemaal niet te voorkomen met leefstijl interventies. Natuurlijk is een gezonde levensstijl voor het individu heel fijn en ben ik de laatste die zegt dat we daar niks mee moeten, maar het is te makkelijk gedacht dat als we allemaal gezond gaan leven, we een ziekenhuis kunnen sluiten. Zo werkt het helaas niet.’
Pro-actief
Als je als gemeente de gezondheid van je inwoners pro-actief wil verbeteren door je te richten op preventie en gezondheidseducatie, zal je je moeten focussen op kinderen. ‘Bij volwassenen is er vaak niet zoveel eer meer te behalen’, lacht Levi. ‘Het gaat vaak om gedrag en dat is bij volwassenen moeilijk te veranderen. Als gemeente kun je ervoor zorgen dat kinderen goedkoop, of überhaupt, op een sportclub kunnen. Ook kun je aan de slag door goede en veilige fietspaden aan te leggen. Als kinderen sporten en op de fiets naar school gaan, worden ze ook niet zo snel dik. En als kinderen niet dik worden, worden ze dat vaak als volwassene ook niet. Er zijn veel creatieve dingen te bedenken die niet zo heel veel geld kosten, maar waar je wel al snel het effect van merkt. Wachtlijsten bij sportverenigingen in verband gebrek aan ruimte? Investeer in nieuwe ruimtes. Geen vrijwilligers? Ga dan actief op zoek naar mensen. Daar moet je prioriteit van maken. Dan maar iets anders even niet.
Een mooi voorbeeld is bijvoorbeeld de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Binnen 14 minuten ga je van Station Zuid naar Station Noord en binnen deze 14 minuten daalt je levensverwachting met 8 jaar. Als je kijkt naar hoe lang ze gezond leven, is het verschil zelfs 14 jaar. Je moet als gemeente aandacht hebben voor de verschillen binnen jouw gemeente en je voorzieningen daarop aanpassen. Als we al wat aan preventie doen, is dat heel erg gericht op mensen die eigenlijk al veel weten en het geld hebben om ermee aan de slag te gaan. De groep die het het hardst nodig heeft, bereiken we het minst. Daar moet het denken veranderen. Dat is best lastig, maar een ontzettend mooie uitdaging.’
'De druk op de zorg is het gevolg van ons eigen succes'
Succesvol
De druk op de zorg is meer het gevolg van een succesvolle gezondheidszorg, zo vindt Levi. ‘Als je vroeger een hartaanval kreeg, was de kans 20 procent dat je drie maanden later niet meer in leven was. Nu is die kans 0.3 procent. Mensen blijven leven, omdat de zorg veel beter georganiseerd is. En dan klinkt het heel plat maar als er iemand dood gaat, heb je daar niet zo heel veel zorg meer aan. Omdat de zorg zo succesvol is en mensen kanker en grote hersen- en hartinfarcten overleven, zijn er steeds meer mensen, wel soms met een chronische aandoening. Dus ontstaat er meer druk op de zorg.’

Veeleisend
‘Een ander element waar we misschien wel wat aan kunnen doen, is het feit dat mensen steeds veeleisender worden’, vervolgt de hoogleraar. ‘Als mensen om 03.00 uur ’s nachts een pizza kunnen bestellen, verwachten ze ook dat ze om 03.00 uur ’s nachts de dokter kunnen bellen voor iets dat best even kan wachten. Zeker huisartsen en spoedeisende hulpen vinden dat mensen te makkelijk een beroep doen op de zorg voor zaken die ook een dag of weekend kunnen wachten.’
Digitalisering
Volgens Levi moeten we het vooral zoeken in digitalisering en meer lokale samenwerkingen, maar ook binnen de integratie van het medische en sociale domein valt nog veel terrein te winnen. In Nederland hebben we te maken met de wet van de remmende voorsprong, zo stelt hij. ‘In Afrika hebben ze nooit geld gekregen om dure computers aan te schaffen, maar daar heeft wel iedereen alles op zijn telefoon, ook hun gezondheidsdossier. Dan heb je ook het privacyprobleem getackeld, want mensen kunnen zelf kiezen wat ze wel en niet laten zien. Ze geven automatisch toestemmingen en als ik iets toevoeg in een dossier, komt het direct op de telefoon van de patiënt erbij geschreven.’ ‘We zijn in Nederland gedigitaliseerd, maar wel minimaal’, vervolgt Levi. ‘Als een huisarts een patiënt naar mij verwijst, kan ik eigenlijk niet zien wat de huisarts heeft gezegd of gedaan. Soms schrijft hij dat in een verwijsbrief, maar vaak staat daar ook alleen dat de labuitslagen oké waren. Als internist kom ik daar niet mee weg en is het noodzakelijk om uitslagen in te zien. Het is ook totaal niet patiëntvriendelijk.
Net als dat veel patiënten naar het ziekenhuis moeten komen om bloed te prikken, terwijl dat ook prima in de buurt kan. Maar dat zorgt voor problemen, want dan krijgen we de uitslagen niet. Het raakt zoek, het komt niet in het systeem of de systemen zijn niet koppelbaar.’ Ook hamert Levi op het feit dat veel afspraken of vragen best digitaal kunnen. ‘Als ik in een spreekuur tegenover een meneer zit die een simpele vraag heeft, denk ik wel vaak dat dat ook een e-mail had kunnen zijn. Dat scheelt voor ons alle twee veel tijd. Net als dat we online no g geen afspraak kunnen maken bij een specialist, terwijl je wel binnen twee tellen een vlucht hebt geboekt. Dat zou toch anders moeten.’
Samenwerken
Een ander punt van aandacht, zijn meer lokale samenwerkingen tussen zorginstellingen. Volgens Levi valt daar vooral voor de ouderenzorg veel winst te behalen. ‘Amstelveen heeft een snel ouder wordende bevolking en heeft ook al een vrij oude bevolking. Dat vereist een andere soort zorg. Mensen hebben vaak veel kwalen tegelijk en dan kom je slecht uit met één arts. Als je voor elke kwaal naar een andere dokter gaat, heb je al snel zes specialisten voor één persoon. Ook niet heel handig.’ Zijn antwoord? Meer kijken naar een gecoördineerde ouderzorg binnen de gemeente. ‘Dat is Amstelveen al sterk aan het ontwikkelen. Ziekenhuis Amstelland vind ik wat dat betreft voorop lopen. Ze anticiperen ook echt op wat de bevolking nodig heeft. Alle specialisten werken veel meer samen en overleggen waar nodig, waardoor mensen vaak maar één aanspreekpunt hebben.’
Levi waarschuwt voor subspecialisatie: ‘Dat je van een bepaald onderwerp veel weet is goed, maar het betekent niet dat je de rest niet hoeft te doen en mensen direct moet doorsturen naar een andere specialist als het niet op jouw postzegel past. We moeten meer generalistisch denken. Ik werk veel met bloed maar als er iemand tevens met een schildklierprobleem komt, kan ik dat ook wel doen. Met natuurlijk de andere specialisten op de achtergrond aanwezig waar ik advies kan inwinnen. Wordt deze patiënt bijvoorbeeld zwanger, dan wordt het te specialistisch en kan de patiënt altijd nog doorgeschoven worden. Het is nu wel heel makkelijk om iemand direct naar een andere specialist te sturen.’
Eenzaamheid
Binnen de medische sector zie je de samenwerkingen de goede kant op gaan, maar de grote horde die nu nog genomen moet worden is de sociale sector, zo stelt Levi. ‘Dat gaat me echt aan het hart. Als je aan een oudere vraagt waar ze het meest last van hebben, noemen ze de eenzaamheid. Laat ik vooropstellen dat het mooi is dat we een ouderenzorg hebben opgetuigd in Nederland waarbij verpleeghuizen geminimaliseerd zijn en dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Maar ondertussen zijn ze, helemaal als ze minder mobiel zijn, aan het verpieteren. Ze vinden het niet erg dat ze niet zo ver meer kunnen lopen, maar dat ze niemand zien is heel pijnlijk. Ik vind dat we daar veel te weinig rekening mee houden. Ik maak me daar zelf ook schuldig aan als arts. Dan ben ik bezig met de suikerwaarden en de bloeddruk van de patiënt en dan denk ik ‘wat ben ik aan het doen?’. Deze vrouw wil gewoon met leeftijdsgenoten naar muziek luisteren of een praatje maken met de buurvrouw. Op jonge leeftijd roepen mensen dat ze graag thuis blijven wonen als ze ouder zijn, maar als je 80 of 90 bent, ga je daar toch anders over denken. Het is allemaal heel kil geworden.’
De oplossing ligt volgens hem in de bejaardentehuizen. ‘Ik denk dat we weer terug moeten naar woonvormen waarbij ouderen samen iets kunnen doen. Maar ook waarbij de thuiszorg ’s ochtends niet naar 16 adressen hoeft. Dat klinkt allemaal veel efficiënter dan wat we nu doen.’
Positief
‘Ondanks alle verbeterpunten ben ik vooralsnog heel positief over de gezondheidszorg in Nederland. Alles is beter dan vijf jaar geleden en alles is véél beter dan tien jaar geleden. Over tien jaar zal het nog beter zijn, maar dat gaat niet vanzelf. We moeten daarin mee veranderen. Als zorgprofessionals, als zorginstellingen en als gemeente. Als we ons maar flexibel en adaptief opstellen, dan kunnen we mooie resultaten behalen’, besluit Levi.
Marcel Levi staat op 12 maart in de Schouwburg met zijn college.
Dit artikel verscheen eerder in de maart-editie van AmstelveenZ Magazine, nummer 96.