Koeriersters van het verzet
Tijdens de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) speelde het verzet in Amstelveen een cruciale rol in de strijd tegen de Duitse bezetting. In verschillende wijken waren verzetsgroepen actief, maar ook talloze individuele inwoners droegen op hun eigen manier bij aan verzetsdaden – vaak met groot persoonlijk risico.
Wanneer er wordt gesproken over verzetsstrijders, denken we meestal aan mannen die aanslagen pleegden of betrokken waren bij overvallen op het bevolkingsregister. Vrouwen speelden echter ook een onmisbare rol in het verzet, al is hun bijdrage vaak onderbelicht gebleven. Velen van hen waren koerierster – een functie die vooral door jonge vrouwen werd vervuld. Zij konden zich gemakkelijker door het land bewegen dan jonge mannen, die het risico liepen te worden opgepakt voor de arbeidseinsatz.
Maar het werk van koeriersters ging veel verder dan het rondbrengen van berichten en illegale kranten. Zij vervoerden ook wapens, radioapparatuur, distributiebonnen en valse identiteitsbewijzen – soms verstopt onder de dubbele bodem van een kinderwagen, soms zelfs in een doodskist. Het werk was uiterst gevaarlijk: wie werd gepakt met illegale spullen, kon rekenen op zware straffen. Daarnaast hielpen zij onderduikers, zochten veilige adressen en verzorgden mensen die zich schuilhielden. Deze vrouwen waren het onmisbare smeermiddel in de organisatie van het verzet.
Twee moedige vrouwen uit Amstelveen illustreren hoe belangrijk deze rol was.
Sophie van Doorn
Sophie, of Fie, van Doorn kwam oorspronkelijk uit Wilnis en werkte als huishoudelijke hulp bij de familie Nooter in Amstelveen, eerst in de De Surmontstraat en later aan de Van der Veerelaan. Zij was toen ongeveer 25 jaar oud. Via Arie Blokland, een meteropnemer die in het verzet actief was, raakte Fie betrokken bij het verzet. Onder de schuilnaam ‘Mies’ werd zij koerierster. In haar omgeving waren de verzetsmensen allemaal gelovigen van de gereformeerde Pauluskerk.
Arie Blokland bracht regelmatig onderduikers naar het huis van de familie Nooter. Soms verbleven er wel zes of zeven tegelijk. Fie zorgde voor hen en fietste naar Wieringerwerf of naar haar ouders in Wilnis om eten te halen – lange tochten van soms wel acht uur. Vindingrijkheid was van levensbelang. Bij razzia’s hing ze een bordje met ‘besmet gebied’ of ‘roodvonk’ voor het raam. Duitse soldaten, bang voor besmettelijke ziekten, sloegen het huis dan over.
Fie kreeg geregeld opdrachten om onderduikers van de ene naar de andere locatie te brengen, vaak naar boer De Groot aan de Amstelveenseweg – waar altijd meer dan tien mensen ondergedoken zaten – of naar koster Sijtsema van de Pauluskerk. In 1970 plantten dankbare Joodse onderduikers ter ere van haar een boom in het Herdenkingswoud Joop Westerweel in Ramat Menashe, in Noord-Israël.
Nora Oostenbroek
Ook Nora Oostenbroek leverde als jonge vrouw een belangrijke bijdrage aan het verzet. Ze woonde met haar familie aan de Mr. Reijnstlaan 1 in Amstelveen. Haar moeder was Joods, haar vader niet – en haar betrokkenheid bij het verzet was iets dat ze van huis uit meekreeg. De woning van de familie fungeerde als doorgangshuis voor onderduikers en haar vader was actief in een communistische verzetsgroep. Na de oorlog werd hij gemeenteraadslid van Amstelveen voor de CPN.
Nora, toen slechts 17 jaar oud, verspreidde samen met haar vriend Roef de illegale krant Het Parool. Toen het vanwege razzia’s moeilijker werd om de krant uit Amsterdam te halen, begon men met stencilen in haar ouderlijk huis. Vanuit daar werden de kranten verspreid naar Bovenkerk, Nes en de Amstelzijde.
Na de oorlog stond Nora model voor het vrouwenbeeld op het monument voor de gevallenen in het Broersepark, gemaakt door Theo Bennes. Voor haar verzetswerk werd Nora Groenendijk-Oostenbroek op 18 oktober 2013 onderscheiden met het Mobilisatie-Oorlogskruis, uitgereikt door burgemeester Jan van Zanen.
Foto: Sophie van Doorn, collectie Vereniging Historisch Amstelveen